In 1954 werd Suriname een autonoom gebiedsdeel binnen het Koninkrijk. In het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden was vastgelegd dat de Surinaamse regering verantwoordelijk werd voor het binnenlands bestuur en de interne veiligheid, terwijl de Nederlandse regering zorg droeg voor het buitenlands beleid en de defensie van Suriname. Toch was de interne veiligheid ook een direct Nederlands belang. Te denken valt aan de veiligheid van Nederlandse burgers en de bescherming van economische belangen, in het bijzonder van de bauxietindustrie. Na de Cubaanse revolutie van 1959 groeide de angst dat het communisme zich als een inktvlek over de regio zou verspreiden.
De Troepenmacht in Suriname (TRIS) verdedigde niet alleen Nederlandse belangen, maar moest ook de Surinaamse politie bijstaan in tijden van crisis. De TRIS was overwegend bemand met Nederlandse dienstplichtigen, maar nam in toenemende mate Surinaamse militairen in haar gelederen op. In 1971 werd met het oog op de onafhankelijkheid de dienstplicht voor Surinaamse jongens ingesteld. Deze studie over defensie en veiligheid in Suriname bespreekt onder andere de Tweede Wereldoorlog, de uitzending van Surinaamse militairen naar Indonesië (1944-1950) en Korea (1950-1954), het dilemma van de Nederlandse troepen gedurende het grensconflict met Guyana (1968-1969) en de vorming van de Surinaamse krijgsmacht in 1975.
Klik hier om terug te gaan naar de volledige lijst van onderzoeksprojecten die momenteel worden uitgevoerd aan het KITLV/Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies en in samenwerking met andere departementen en instituten.
Gert Oostindie (projectleider)
Petra Groen (projectleider en adviseur)
Ellen Klinkers (onderzoeker)
Rosemarijn Hoefte (adviseur)
Peter Meel (adviseur)
Piet Kamphuis (adviseur)
Ben Schoenmaker (adviseur)