Betwiste brieven uit Nederlands-Indië: De transculturele toe-eigening van Kartini’s werk sinds 1911

Hoewel de brieven die de Javaanse vrouw Kartini (1879-1904) schreef in het Nederlands sinds 1911 zijn vertaald in acht talen en toegeëigend in Aziatische en Westerse contexten over de hele wereld, zijn ze buiten de Nederlandse literaire canon gebleven. Gezien als Javaans en schrijvend in het Nederlands is Kartini nauwelijks bestudeerd door letterkundigen van het Nederlands of Indonesisch. Een belangrijke uitzondering vormt het werk van Joost Coté.

Dit project bestudeert de transculturele toe-eigening van Kartini’s brieven sinds 1911 in vergelijkend verband. De hypothese is dat Kartini’s brieven zijn gebruikt door instituties en actoren in de (post)koloniale periode om hun visie te articuleren op de rol van inlandse, Indonesische, Aziatische en migrantenvrouwen in de samenleving. Kartini’s brieven werden telkens anders toegeëigend doordat haar lezers andere visies hadden op ras en gender. Nederlandse koloniale hervormers, bijvoorbeeld, beargumenteerden met Kartini’s werk dat Javaanse meisjes een Westerse opleiding moesten krijgen, terwijl de Indonesische staat via Kartini vrouwen heeft opgeroepen deel te nemen in de nationale zaak.

Recent hebben letterkundigen in het veld van wereldliteratuur gesteld dat elkaars teksten lezen transcultureel begrip kan vervorderen (Damrosch 2009). Maar Kartini’s betwiste nalatenschap wijst erop dat het lezen van teksten over talige en culturele grenzen heen altijd gepaard gaat met toe-eigeningsprocessen om de tekst te laten overeenstemmen met de taal en cultuur van de lezer. Met behulp van inzichten uit culturele herinneringsstudies over de relaties tussen erfgoed, canonisering en identiteitsvorming (Legêne 2010) verkent dit project nieuw terrein via de systematisch analyse van zowel de Aziatische als Westerse receptie van de brieven van een Aziatische vrouw en doordat het het eerste project is dat systematisch de rollen van zowel ras als gender in de globale circulatie van wereldliteratuur in kaart brengt (Ponzanesi/Merolla 2005). Dit project is methodisch vernieuwend omdat het de verschillende vormen van toe-eigening in relatie tot elkaar bestudeert om zodoende te onderzoeken hoe de ene toe-eigening de andere mogelijk maakt. Zes momenten in Kartini’s receptie in zowel Aziatische als Westerse contexten worden onderzocht:

1. Nederlandse koloniale hervormingsbewegingen (jaren 1910);
2. Indonesische nationalistische bewegingen (jaren 1910);
3. UNESCO, dat Kartini’s brieven publiceerde in het Engels en Frans (jaren 1960);
4. de Indonesische postkoloniale staat die Kartini maakte tot nationale held (jaren 1960);
5. Kartini Asia, een international onderzoeksnetwerk over gender (jaren 2000);
6. De Kartiniprijs voor (gender)emanciaptie van de gemeente Den Haag (jaren 2000).

In 2014 werd dit project bekroond met een Veni-beurs door NWO voor de periode 2015-2018.

PROJECTEN

Klik hier om terug te gaan naar de volledige lijst van onderzoeksprojecten die momenteel worden uitgevoerd aan het KITLV/Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies en in samenwerking met andere departementen en instituten..

Gerelateerde Onderzoekers
Gerelateerde Publicaties